30. De Openbare Lagere School. Dorpstraat 15
Helaas heb ik (Henk Stel, zie inleiding) geen foto van de school uit de periode 1920 -1930.
Nog voor mijn vader, oom en moeder deze school bezochten werd omstreeks de eeuwwisseling een nieuw lokaal aan de school toegevoegd, onder leiding van de architect Oeds de Leeuw Wieland (1839-1919) uit Loppersum.
Voor de school was het schoolplein onverhard. Alleen het pad van de schooldeur naar de weg was verhard. Mijn opa (zie 1) heeft gezorgd voor een hek aan de straatkant, bestaande uit staande betonpalen met gaas ertussen. Recht voor de deur heeft hij er een draaihek in gemaakt.
Op het schoolplein speelden de jongens ‘petje koatsen’. Daartoe legden de jongens hun petje ondersteboven op een rij langs de schoolmuur op de grond. Volgens de spelregels werd er dan op enige afstand met een balletje naar/in de petjes gegooid. Op de een of andere manier konden er punten verdiend worden. De score werd aangegeven door het aantal steentjes, dat in elk petje kwam te liggen.
Toen mijn vader Hendrik Stel (zie 1) in 1919 hier zijn lange schoolloopbaan begon, was meester Hoek (zie 31A) hoofd der school. Van hem weet hij zich eigenlijk niets meer te herinneren.
Van zijn opvolger meester Nippérus (zie 31B) des te meer.
De leerlingen waren verplicht meester Nippérus te groeten (“dag meester”), als de meester verscheen. Op het naleven van deze regel werd goed gelet. Er heerste overal en bovenal orde. Er kon geen lachje af. Hij was dus een strenge meester. De leerlingen spraken over hem als “meester Nip”.
Voor de eerste drie klassen stond de juffrouw
(in die tijd: de juf Lubbers, juf Dijk en juf Balkema) (zie 37) en voor de laatste drie klassen de meester (in die tijd: meester Hoek en meester Nippérus) (zie 31).
Mijn vader (zie 1) heeft achtereenvolgens les gehad van juf Lubbers (1919 – 1921), juf Dijk (1921 – 1922) en van meester Nippérus (1922 – 1927).
Mijn moeder Aaltje Roemeling (zie 51) zat in de klas bij juffrouw Balkema (1928 – 1930).
In de eerste drie klassen – bij de juffrouw – werd bij het schrijven uitsluitend gebruik gemaakt van lei en griffel. Vanaf de vierde klas bij – de meester – gebruikten de leerlingen papier en potlood.
Als de leerlingen door de dubbele voordeur de school binnengingen, konden/moesten ze hun klompen afvegen op een ijzeren rooster, dat zich zowel buiten als binnen bevond.
Ze kwamen dan in een aan de voorkant aangebouwde hal met links de kapstokken voor de eerste drie klassen en rechts de kapstokken voor de drie hoogste klassen.
De laagste klassen gingen door een deur in het linker deel van de school hun lokaal binnen. In dit lokaal waren drie rijen banken: rechts klas 1, in het midden klas 2 en links klas 3.
De andere klassen gebruikten de andere deur om het vergelijkbare lokaal aan de rechter kant binnen te gaan. Daar waren ook drie rijen banken: links klas 4, in het midden klas 5 en rechts klas 6.
De leerlingen moesten hun klompen tijdens de les onder de bank zetten.
In beide zijmuren van de lokalen zaten grote ramen (met hoge vensterbanken), zodat de leerlingen (zelfs staande) niet naar buiten konden kijken.
In het lokaal van de juffrouw bevond zich ook een raam aan de straatkant, waardoor de meester en/of de juffrouw stonden te kijken naar de voor de school spelende kinderen.
Aan de achterkant van het schoolgebouw bevond zich in het lokaal van meester Nippérus (klas 4, 5, 6) een raampje, waardoor de meester in de gaten kon houden wat er achter het gebouw gebeurde. Een pad voerde langs de rechterkant van het gebouw naar de achterkant, waar mijn opa niet alleen een betonmuur tussen de tuin van meester Nippérus (zie 31B) en het schoolterrein bouwde, maar ook een gebouwtje met twee toiletten.
Mijn vader vertelde, dat schoolschoonmaakster ‘vrouw Bakker’ (zie 7B) er in de winter voor zorgde, dat iedere morgen de kachels brandden. Als de school begon, ging ‘vrouw Bakker’ weer naar huis.
De school was een zogenaamde ‘meischool’. De nieuwe cursus begon in de maand mei.
(Ook het veranderen van dienstboden gebeurde omstreeks die tijd.)
De leerlingen kregen bij de wisseling van de wintertijd naar de zomertijd een briefje mee naar huis, waarop de ouders konden aanstrepen of ze mee wilden gaan naar de nieuwe tijd (zomertijd) of dat ze gewoon bij de oude tijd wilden blijven. Massaal kozen de inwoners van Oosterwijtwerd voor de oude tijd, zodat de dorpsgemeenschap gewoon de oude tijd bleef gebruiken. Wat de omliggende plaatsen deden was voor het dorp niet belangrijk.
Ondanks de invoering (in 1901) van de leerplichtwet, volgens welke kinderen van zes jaar oud zes aaneengesloten jaren naar school moesten, ging mijn vader (zie 1) al op vierjarige leeftijd (dus in mei 1919) naar de eerste klas van deze zesklassige lagere school.
Zijn één jaar jongere broer Willem kwam, toen ook hij naar school ging (op vijfjarige leeftijd) twee jaar achter hem aan.
Vader ging steeds mee over. In de vijfde klas (bij de meester) bleef hij in 1924 (negen jaar oud !) zitten. Toen vader in de zesde klas zat, werd besloten hem nóg een jaar op school te laten. Hierdoor konden de beide broers na de lagere school samen naar Appingedam fietsen, eerst in 1927 naar de ULO (ook een meischool) en daarna (vanaf september 1930) naar de Kweekschool. (zie 1)
Meester Nippérus wist zijn leerlingen goed voor te bereiden op het vervolgonderwijs.
Dat merkten mijn vader en mijn oom, omdat ze op de ULO heel goed mee konden komen.
Dirk Reinders (zie 36B2) was een leerling, die heel goed kon tekenen. Maar hij was ook de ‘dondersteen’ van de school.
Berend van de Meer (zie 52 en 53) zat in de zesde klas (onder het raam), toen vader in de vierde zat. Onder het raam hingen wandplaten aan een touwtje. Berend kon het niet laten de platen op de spijker heen en weer te laten schommelen. De meester gaf hem dan een flinke uitbrander.
Als na de oogst de bieten van de boeren moesten worden afgevoerd, lagen er in de haven (zie 43) schepen, die voor deze afvoer moesten zorgen. De schipperskinderen gingen dan naar de lagere school van Oosterwijtwerd en zaten enkele dagen bij de kinderen van Oosterwijtwerd in de klas. De kinderen kenden elkaar niet. De kinderen van Oosterwijtwerd waren onder de indruk van het wat brutale optreden (ze hadden meer van de “wereld” gezien) en van de onwetendheid van de schipperskinderen. De “vreemde” kinderen kregen wel potlood en papier aangereikt, maar bleken niet veel geleerd te hebben.
In de gemeenteraadsvergadering van de Gemeente ‘t Zandt werd op 08-08-1934 besloten tot opheffing van de openbare lagere scholen in Eenum, Leermens en Oosterwijtwerd. Tegelijkertijd werd er besloten over te gaan tot “ het bouwen eener Openbare Lagere school bij den Dieftil”.
Omdat er (nog) geen foto’s beschikbaar zijn van de school uit de periode van voor 1935, moeten we het helaas doen met de foto’s van het pand zoals het er nu (2009) uitziet.
Aan de rechterzijkant zijn de dichtgemetselde lokaalramen zichtbaar.
Schoolfoto’s van de Openbare Lagere School in Oosterwijtwerd.
Mijn vader Hendrik Stel [4e van links in het midden met sjerp om] en mijn oom Willem Stel [2e van links in het midden met sjerp om]
Juffrouw Dijk [3e van rechts achter]
Meester Hoek [links achter]
Mijn moeder Aaltje Roemeling [naast juf Balkema; met wit kraagje]
Juffrouw Balkema [links ]
Meester Nippérus [rechts met hoed]
Aan de rechterkant van de Dorpstraat zien we – vrnl – de woningen van de families Hoek/Nippérus (zie 31) en Apol (zie 33).
De foto is genomen vanaf het schoolplein.
Aan de linkerkant van de straat staan de woningen van – vlnr – de families Oosting (zie 15) en Wijchman (zie 14).
Tegenover de school
staan de voormalige
woningen van vlnr de
families Oosting en
Wijchman.
31. Fam. Hoek en Fam. Nippérus. Dorpstraat 13
In het meestershuis woonde het hoofd van de hiernaast gelegen lagere school (zie 30).
Vóór de hoofdonderwijzers Hoek (zie 31A) en Nipperus (zie 31B) woonde hier (in deze toenmalige kosterij) hoofdonderwijzer/koster Jan Pauw (zie 16), geboren op 10-01-1814 te Blokzijl en gehuwd op 16-05-1843 (29 jr) te ‘t Zandt met Trijntje Jans Boerema (23 jr), geboren op 07-09-1819 te Leermens.
Jan was hoofdonderwijzer in Oosterwijtwerd van 1846 tot 1886. Daarna was hij nog wel koster en organist. Trientje Apol (zie 16) woonde in de periode 1889-1890 tijdelijk bij haar grootouders.
Jan is overleden op 18-04-1895 (81 jr) te Oosterwijtwerd (bg te O.).
Trijntje J. is overleden op 20-12-1894 (75 jr) te Oosterwijtwerd (bg te O.).
In 1906 werd hier door de gemeente ’t Zandt (na overdracht van de kosterijgoederen) een nieuwe schoolmeesterswoning gebouwd. Het huis (van de Lopster architect Oeds de Leeuw Wieland, 1839-1919) heeft kenmerken van de Jugendstil.
In 1936, nadat de school in 1935 was opgeheven (zie 30), werd de woning publiek verkocht. Nadien heeft hier de familie G. Nieboer (zie 35) gewoond.
31A. Fam. Hoek – Heemstra.
- Man: Jacob Hoek is geboren op 07-01-1858 te Ten Boer en gehuwd op 27-11-1886 (28 jr) met Gezina Heemstra (26 jr).Jacob was onderwijzer (hoofd der school) in Oosterwijtwerd vanaf 1886 en volgde dus meester Pauw (zie hierboven) op.Hij is overleden op 07-06-1927 (69 jr) te Nieuweschans (bg te Haren). Mijn opa (zie 1) volgde in de jaren voor zijn huwelijk de avondschool bij meester Hoek.
- Vrouw: Gezina Heemstra is geboren op 04-04-1860 te Usquert en overleden op 09-02-1929 (68 jr) te Nieuweschans (bg te Haren).
- Dochter: Renstje Anje (“Rens”) Hoek is geboren op 23-03-1888 te Oosterwijtwerd en gehuwd op 20-10-1910 (22 jr) te ’t Zandt met Harm Perdok (30 jr), geboren op 27-12-1879 te Wagenborgen.Rens is overleden op 02-12-1912 (24 jr) te Appingedam (bg te A.).Harm was paardenhandelaar en is na het overlijden van Renstje A. gehuwd op 06-05-1915 te Appingedam met Anna Klazina Johanna Jansonius, geboren ca. 1881 te Appingedam. Harm is overleden op 14-09-1941 (61 jr) te Appingedam (bg te A.).
- Zoon: Tewes Dirk Hoek is geboren op 25-08-1892 te Oosterwijtwerd en gehuwd op 06-08-1921 (28 jr) te Nieuweschans met Geertruida Brul (23 jr), geboren op 07-11-1897 te Nieuweschans en overleden op 23-09-1928 (30 jr) te Nieuweschans.Tewes D. was net als zijn vader onderwijzer.
- Dochter: Jattje (“Jet”) Hoek is geboren in 1894 te Oosterwijtwerd en gehuwd op 03-10-1918 (24 jr) te ’t Zandt met Rudolph Pabus Cleveringa (25 jr), geboren 23-05-1893 te Solwerd. Rudolph P. was koopman. Jet en Rudolph P. zijn gescheiden op 20-08-1930 te Utrecht.
31B. Fam. Nippérus – Buurma.
- Man: Berend Nippérus is geboren op 17-01-1884 te Nieuwolda en gehuwd op 01-05-1919 (35 jr) te Delfzijl met Janna Bouchiena Buurma (26 jr).Berend was onderwijzer (hoofd der school) en is overleden op 01-10-1949 (65 jr) te Kloosterburen (bg te K.).
- Vrouw: Janna Bouchiena Buurma is geboren op 27-04-1893 te Borgsweer en overleden op 27-01-1985 (91 jr) te Delfzijl (bg te Kloosterburen).
Het echtpaar had geen kinderen.